(Hoog)begaafdheid
Bij hoogbegaafdheid denken nog steeds veel mensen aan wonderkinderen die alles kunnen, altijd hoge cijfers halen op school en nooit problemen hebben. De realiteit is anders. De ene hoogbegaafde is de andere niet. De verschillen tussen hoogbegaafden zijn vaak groter dan de overeenkomsten. Ze kunnen niet alles even goed en moeten ook hun best doen om prestaties te leveren, vaak blinken ze vooral uit op gebieden waar hun interesse ligt.
Hoogbegaafdheid wordt vaak gelijkgesteld met een hoog IQ. Maar met alleen een IQ van minstens 130 ben je er nog niet. Veel wetenschappers hebben geprobeerd een definitie en een model te ontwerpen dat de lading dekt.
Volgens de normaalverdeling van de intelligentie komt hoge intelligentie bij ongeveer 2,5% van alle mensen voor.
Hoogbegaafdheid definitie
Om met de definitie van hoogbegaafdheid te beginnen: die is er niet. Hoogbegaafdheid is een complex begrip, omdat het iets over de intelligentie zegt, over iemands persoonlijkheid én over diens omgeving (Van Gerven, 2008).
In Nederland wordt het ‘Drie-ringen model’ van Renzulli, (1986) in combinatie met de aanvullingen van Mönks (1988) het meest gebruikt: Het Triadisch Interdependentiemodel.
Een hoge intelligentie, gecombineerd met een hoog niveau van taakgerichtheid en creativiteit (divergent denken), samen met stimulerende omgevingsfactoren (school, gezin en ontwikkelingsgelijken), zijn nodig om tot hoogbegaafde prestaties te komen.
Hoogbegaafdheid signaleren
Het signaleren van hoogbegaafde leerlingen is dus niet makkelijk. Een model geeft geen uitsluitsel, een IQ test is niet genoeg; hoogbegaafdheid heeft vele facetten.
In het basisonderwijs wordt vaak naar een combinatie van indicatoren gekeken:
Leereigenschappen:
- Een hoog leertempo, maakt grote leerstappen
- Brede algemene kennis
- Scherp waarnemen
- Verbaal sterk
- Voorkeur voor probleemgestuurd werken
- Analytisch sterk
- Nieuwsgierig
- Goed geheugen
Persoonlijkheidseigenschappen:
- Creatief denkvermogen
- Geestelijk vroegrijp
- Groot doorzettingsvermogen
- Perfectionistisch ingesteld
- Wil autonoom handelen
- Is sociaal vaardig
- Bevraagd regels en tradities
- Heeft diepgaande interesses
- Vaak typisch gevoel voor humor
- Groot rechtvaardigheidsgevoel
CITO LOVS toetsen
Methodetoetsen
DHH* of SIDI-PO
Gesprekken met ouders en de leerling
In elke groep zijn er kinderen die een (hoog)begaafd zijn. Deze leerlingen vragen binnen de groepen om extra begeleiding. CBS Het Talent wil deze begeleiding bieden; de school streeft ernaar dat alle kinderen, zowel pedagogisch als onderwijskundig uitgedaagd worden. Aanpassingen in het onderwijsaanbod gericht op (hoog)begaafde leerlingen moeten ertoe leiden dat deze leerlingen ook met plezier aan het onderwijs deelnemen en op hun niveau presteren. In het kader van ‘Passend onderwijs’ wordt dit ook van ons gevraagd. Het CBS Het Talent heeft een beleidsplan opgesteld dat tot doel heeft de doorgaande lijn in het signaleren, diagnosticeren en het begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen te waarborgen.
Compacten en verrijken
Begaafde en hoogbegaafde leerlingen hebben vaak veel minder uitleg, oefening en herhaling nodig dan de methodes aanbieden. Door hen de herhaling niet te geven komt er tijd vrij om ander, complexer werk te doen (verrijking).
Verrijking bestaat uit zinvolle onderwijsactiviteiten, die aansluiten op de brede ontwikkeling van de leerling, en die aanzetten tot het ontwikkelen van zowel aanvullende kennis als het ontwikkelen van het leren-leren.
Leren-leren betekent:
- Leren doorzetten en omgaan met tegenslag.
- Leren vasthouden van de spanningsboog bij moeilijke leerstof.
- Het ontwikkelen van een goede werkhouding en het ontwikkelen van goede werk- en leerstrategieën.
Verrijken doen we in de klas. Het is een misvatting te denken dat begaafde leerlingen verrijkende stof zonder hulp en begeleiding kunnen maken. Elke week is er een onderwijsassistent in de groep zodat de leerkracht tijd heeft om instructie te geven.
Soms is compacten en verrijken in de groep nog niet voldoende. Voor deze leerlingen heeft CBS Het Talent een flex-/plusklas.
In de flex-/plusklas wordt gekeken wat een leerling nodig heeft om tot leren te komen. In kleine groepjes worden opdrachten gedaan die de leerlingen uitdagen op moeilijkheid, tijd en hoeveelheid. Het aanbod varieert sterk en bevat onderwerpen die in de klas niet aan bod (kunnen) komen. De samenstelling van deze groepjes verandert een aantal keer per jaar.
Elke week verschijnt er een nieuwsbrief waarin verteld wordt wat er die week in de flex-/plusklas is gedaan. Deze nieuwsbrief gaat naar de leerkrachten en de ouders van de flex-/plusklaskinderen. Op die manier blijft iedereen op de hoogte en kan er een link gelegd worden met de flex-/plusklas en de dagelijkse praktijk.